De Bestuurlijke Informatiekunde (BIK) bestudeert informatiesystemen, in het bijzonder systemen voor het besturen van organisaties. De BIK stelt dan ook niet de computer centraal, maar de organisatie-problematiek, waarbij wel technologische hulpmiddelen zoals de computer een grote rol spelen. De kern van de Bestuurlijke Informatiekunde bestaat uit het analyseren, ontwerpen, bouwen, testen, invoeren en in bedrijf houden van informatiesystemen.
De vakken van de propedeuse zijn globaal te onderscheiden in:
De objectvakken zijn Macro-economie, Bedrijfseconomie, Administratieve Technieken/Computerboekhouden, Grondslagen informatiekunde en Informatica. De methodevakken zijn Wiskunde en Statistiek.
De verdeling van de vakken over de twee semesters, de studielast en het aantal hoor/werk colleges is weergegeven in onderstaand schema:
In deze paragraaf staat beschreven hoe het propedeuse-examen is opgebouwd en hoe het cijfer voor een vak tot stand komt.
Onderstaande regels gelden voor studenten die hun propedeuse zijn begonnen in het collegejaar 1994/1995. Studenten die eerder aan hun propedeuse zijn begonnen worden verwezen naar de studiegids van het jaar waarin men begonnen is.
Waar in deze paragraaf sprake is van afronding op hele cijfers geschiedt dit volgens de normale regels (dus tot 0,5 naar beneden en vanaf 0,5 naar boven).
In het geval dat voor een vak of voor een onderdeel van een vak meer dan een tentamen werd afgelegd is bij vaststelling van het resultaat per vak de hoogste score bepalend.
Driemaal per jaar, na afloop van iedere tentamenperiode, wordt door de Examencommissie bepaald wie voor het propedeuse-examen is geslaagd. De uitreiking van het propedeuse-diploma vindt plaats in oktober en maart.
Het propedeuse-examen omvat de in kolom 1 van onderstaande tabel vermelde vakken. Sommige vakken bestaan uit vakonderdelen (zie kolom 2). In de derde kolom staat in studiepunten de studiebelasting van ieder vak(onderdeel).
In de vierde en vijfde kolom staat in welke periode het tentamen resp. de toets voor een vak(onderdeel) wordt afgenomen.
Daar waar een vak is onderverdeeld in vakonderdelen (zie kolom 2) vindt examinering van dat vak plaats d.m.v. een tentamen over elk van de betreffende vakonderdelen. Als een vak niet is onderverdeeld vindt examinering plaats d.m.v. een tentamen over het gehele vak.
Sommige vakken/vakonderdelen kennen de mogelijkheid van een toets (zie kolom 3). De stof van een toets strekt zich uit over een gedeelte van het vak(onderdeel).
Voor de vakonderdelen Macro-economie 1 en Bedrijfseconomie 1 en voor het vak Administratieve Technieken/Computerboekhouden geldt dat als je deelneemt aan de toets en hiervoor een resultaat van tenminste 5,5 weet te behalen je bij de eerstvolgende tentamengelegenheid kunt volstaan met het afleggen van het resterende gedeelte van de stof. Het staat je overigens vrij om, ook al heb je voor de toets een voldoende resultaat behaald, over de gehele stof tentamen af te leggen en aldus af te zien van het voor de toets behaalde resultaat. Heb je bij de toets minder dan 5,5 dan moet je uiteraard over de gehele stof tentamen afleggen.
Het resultaat van de toets Wiskunde 1 speelt alleen een rol bij de bepaling van het tentamenresultaat voor Wiskunde 1 als het toetsresultaat hoger is dan de score voor een nader aangegeven deel van het tentamen. Hierbij geldt niet als voorwaarde dat het toetsresultaat een minimale waarde moet hebben.
Het resultaat van een tentamen en toets wordt uitgedrukt in de cijfers 0,0 t/m 10,0.
Het resultaat van de vakonderdelen Macro-economie 1 en Bedrijfseconomie 1 en van het vak Administratieve Technieken/computerboekhouden wordt bepaald als het gewogen gemiddelde van het toetsresultaat (met wegingsfactor 1) en het tentamenresultaat (over het restant, met wegingsfactor 2), onder aantekening dat, indien het tentamenresultaat lager is dan 5,5, het resultaat van het vak(onderdeel) wordt bepaald op onvoldoende. In het geval dat wordt deelgenomen aan het tentamen over het geheel van de stof dan geldt het resultaat van dat tentamen als het resultaat voor het betreffende vak(onderdeel).
Het tentamenresultaat van Wiskunde 1 wordt bepaald door het maximum te nemen van het toetsresultaat en de score over een nader aangegeven gedeelte van het tentamen en daarbij op te tellen het resultaat over het resterende gedeelte van het tentamen.
Het beoordelingscijfer voor een vak wordt bepaald als het ongewogen gemiddelde van de betreffende onderdeelresultaten, onder aantekening dat, indien het resultaat van een of meer vakonderdelen lager is dan 5,5 dit gemiddelde wordt bepaald op onvoldoende. Tenslotte vindt afronding plaats naar gehele cijfers (6 t/m 10).
Je bent geslaagd voor je propedeuse als je voor alle vakken het cijfer 6 of meer hebt behaald.
Als je de propedeuse nog niet helemaal gehaald hebt mag je onder bepaalde voorwaarden toch doctoraaltentamens afleggen. Deze voorwaarden zijn:
De berekening van het aantal behaalde SP's is als volgt:
Als je aan deze voorwaarden voldoet gelden de volgende regels voor het afleggen van doctoraal tentamens:
Het komt nogal eens voor dat studenten tijdens of na de propedeuse overstappen naar een van de andere propedeuses van de faculteit. Omdat niet alle propedeuseprogramma's hetzelfde zijn betekent dit dat je voor het behalen van een propedeuse van een andere opleiding, soms tentamen moet doen in een of meer vakken.
In deze paragraaf wordt weergegeven welke vakken je moet doen als je overstapt na het behalen van het propedeuse-diploma BIK naar een propedeuse van een andere opleiding. Wil je tijdens je propedeuse overstappen naar een andere propedeuse dan moet je met de studie-adviseur contact opnemen.
N.B. Voor het a-deel van AT-Economie dient vrijstelling te worden aangevraagd.
N.B. Voor het a-deel van AT-Econometrie dient vrijstelling te worden aangevraagd.
De eerste twee jaren van het doctoraal zijn voor iedereen hetzelfde. In het laatste jaar kun je je profileren door een van de drie varianten te kiezen, namelijk de Informatiekundevariant, de Bedrijfsvariant of de Informaticavariant.
De Informatiekunde-variant biedt een verbreding én verdieping van kennis met betrekking tot Informatiesystemen. Deze variant wordt met name aanbevolen aan hen die de postdoctorale studie Accountancy ambiëren.
De Bedrijfsvariant gaat in op de informatievoorziening zoals die zich richt op het besturen van organisaties. In deze variant vindt verdieping van de organisatorische kennis plaats door in te gaan op de relatie tussen de wijze van organisatie en de doelstellingen van de organisatie (de leer van de (interne) organisatie).
De Informatica-variant richt zich op uitbreiding van kennis en inzicht van de informatica. Tegen deze achtergrond dient met name de verplichte keuze van 12 studiepunten te realiseren uit Expertsystemen, AI-Technieken, Computernetwerken en Wiskundige Aspecten van het gebruik van de computer te worden gezien.
In het doctoraalprogramma van BIK zijn de verschillende vakken gegroepeerd in zogenaamde clusters.
Er zijn zeven clusters, te weten:
In de volgende schema's worden de te onderscheiden programma's samengevat.
Elk jaar wordt er een voorlichtingsmiddag georganiseerd door SBIT. Op deze middag wordt door docenten voorlichting gegeven over de drie varianten in het laatste doctoraaljaar. Door de stage-coördinator ( W. Minnaert, B 433, tel: (66)3109/(66)2188) wordt voorlichting gegeven over de procedures met betrekking tot het afstuderen en over de stage-mogelijkheden.
Voor wat betreft de opbouw en de beoordeling van het examen gelden onderstaande regels voor studenten die hun doctoraal-examen BIK hebben aangevangen per september 1993. Studenten die hun doctoraal hebben aangevangen per september 1992 of eerder worden verwezen naar de betreffende studiegids.
De examenonderdelen van het doctoraal-examen zijn vakken. Deze examenonderdelen zijn opgebouwd uit de in onderstaande tabel vermelde verplichtingen die voortvloeien uit het studieprogramma. Vakken zijn samengevoegd tot clusters.
De onderstaande verplichtingen worden op de volgende manier samengevoegd tot vakken:
Tentaminering vindt plaats op elk vak(onderdeel), met dien verstande dat het resultaat van het afstudeerwerkstuk ook als tentamenresultaat wordt beschouwd.
Het resultaat van een tentamen wordt uitgedrukt in hele of halve cijfers.
Indien voor een vak of een onderdeel van een vak meer dan één tentamen werd afgelegd is bij vaststelling van beoordelingscijfers de hoogste score bepalend.
Het beoordelingscijfer voor een vak wordt bepaald als het naar SP's gewogen gemiddelde van de betreffende tentamenresultaten, onder aantekening dat, indien voor een of meer onderdelen van een vak een resultaat van lager dan 5,5 werd behaald, dit gemiddelde wordt bepaald op niet voldaan. Tenslotte vindt afronding plaats naar hele cijfers en wel als volgt:
minder dan 0,5 = naar beneden
vanaf 0,5 = naar boven
Je slaagt voor het doctoraal-examen Bestuurlijke Informatiekunde als:
Voor alle vakken een beoordelingscijfer van tenminste 6 is behaald;
Als je blijk hebt gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid wordt dit op het getuigschrift en de cijferlijst vermeld met de woorden "cum laude" dan wel "met lof". Hiervan is sprake als voor de te onderscheiden vakken van het doctoraal examen een gemiddeld beoordelingscijfer van tenminste 8 is behaald en geen beoordelingscijfer lager dan 7. Het gemiddelde wordt berekend rekeninghoudend met de studielast per vak.
Wanneer je voor de te onderscheiden vakken van het doctoraal examen één of meer beoordelingscijfers lager dan 7 hebt gehaald en een gemiddeld beoordelingscijfer van tenminste 7_ is berekend, wordt de kwalificatie "met genoegen" gegeven. Het gemiddelde wordt berekend rekeninghoudend met de studielast per vak. De kwalificatie "met genoegen" wordt alleen op de cijferlijst vermeld.